Moses Soro
HR- en financieel managerBlootgesteld aan oorlog en ziektes
Oorspronkelijk komt Moses uit Zuid-Soedan, toen nog onderdeel van Soedan. Zijn familie moest verschillende keren vluchten voor het geweld. ‘Ik herinner me het geluid van de bommen en de vliegtuigen boven ons,’ zegt Moses. ‘Mijn ouders besloten dat we het oorlogsgebied moesten verlaten. Zo belandden we in Oeganda. Daar was geen oorlog, maar waren de leefomstandigheden heel slecht. Er waren geen toiletten, er was geen dak boven ons hoofd, geen kleding om ons te beschermen tegen muggen. Een paar van mijn broers en zusjes zijn overleden aan malaria en cholera.’
Naarmate ik steeds beter werd, bleef ik tegen mezelf zeggen: op een dag zal ik voor Artsen zonder Grenzen werken.Moses
Hulp krijgen en hulp geven
Zelf raakte Moses zwaar ondervoed. ‘Artsen zonder Grenzen heeft diepe indruk op mij gemaakt. Zij arriveerden als eerste hulporganisatie in het vluchtelingenkamp en hebben mij onmiddellijk geholpen,’ vertelt Moses. ‘Naarmate ik steeds beter werd, bleef ik tegen mezelf zeggen: op een dag zal ik voor Artsen zonder Grenzen werken.’ Het gezin kreeg uiteindelijk asiel in het Verenigd Koninkrijk. Daar studeerde Moses internationale betrekkingen aan de universiteit. Toen Moses uiteindelijk solliciteerde bij Artsen zonder Grenzen, kreeg hij meteen een baan aangeboden: HR-manager in Syrië. Moses twijfelde geen moment.
Herkenning en hoop
In een van de vele vluchtelingenkampen in Syrië zag Moses ineens weer het welbekende zakje pindapasta. ‘Veel Syriërs zijn aan de oorlog ontsnapt door het land te verlaten, maar vele anderen verblijven in vluchtelingenkampen binnen Syrië. Ik vertelde de mensen dat ik ook een conflict heb meegemaakt en weet hoe het is om huis en haard achter te moeten laten. Maar dat het uiteindelijk beter zal gaan. Ik wilde hen aanmoedigen, wat hoop geven.’ Het zakje Plumpy’Nut symboliseert die hoop voor Moses. ‘Het liefst zou ik het aan mijn kinderen laten zien. Zonder deze superpindapasta was ik geen vader geweest.’