Sinds haar onafhankelijkheid in 1960 kenmerkt de geschiedenis van de Centraal-Afrikaanse Republiek zich door periodes van geweld en politieke instabiliteit. Het recentste conflict begon in 2013, toen een moslimcoalitie het regime van president François Bozizé omver wilde gooien. Na de mislukte coup waren christelijke milities uit op wraak. De gevechten, die begonnen in hoofdstad Bangui, verspreidden zich over het hele land. Eind 2014 waren duizenden mensen omgekomen en waren bijna 750.000 mensen op de vlucht, in het land zelf of over de grens.
Spanningen
Sinds december 2013 zijn er vredestroepen van de VN in het land om orde te herstellen en een einde te maken aan de spanningen tussen religieuze groeperingen. Dat resulteerde van half 2014 tot half 2016 in een overgangsregering. Tussendoor werd Faustin-Archange Touadéra in februari 2016 op democratische wijze tot president verkozen. Het geweld, hoewel nog steeds aanwezig, zwakte steeds verder af en in oktober 2016 trok de VN-vredesmacht zich terug uit het land.
Dorp in brand
In de plaats Kaga Bandoro vindt in september 2016 een incident plaats tussen een lokale, zelfbenoemde zelfverdedigingsgroep en leden van de Mouvement Patriotique pour la Centrafrique. De schermutseling escaleert: binnen enige tijd staat het hele dorp in brand en zijn 19.000 mensen op de vlucht geslagen. Pogingen om verschillende facties en coalities nader tot elkaar te brengen, mislukken. De spanningen lopen nadien hoog op tussen verschillende partijen en op 21 november breken er hevige gevechten uit in en rond het dorp Bria. Elke nieuwe aanval leidt daarna tot een tegenaanval en extreem geweld spreidt zich snel uit over de regio.
Gevechten breiden zich uit
In de maanden erna gaan partijen de strijd met elkaar aan door het hele land. De politieke situatie wordt daarbij steeds complexer en onoverzichtelijker, waarbij oppositiepartijen soms (tijdelijke) allianties aangaan om tegen gezamenlijke vijanden te vechten. Met een nieuwe missie van VN-vredestroepen lukt het in februari 2017 nog om gevechten in de plaats Bambari te stoppen, maar buiten de stad gaat het geweld door en doet nu ook plaatsen aan die eerder relatief ongeschonden bleven.
‘14 van de 16 provincies in het land zijn onder controle van gewapende groepen’
Staakt-het-vuren geschonden
Op 19 juni 2017 worden er in Rome vredesafspraken gemaakt door vertegenwoordigers van verschillende gewapende partijen en de Centraal-Afrikaanse overheid. Een onmiddellijk staakt-het-vuren is onderdeel van de afspraken. Een dag later, als de handtekeningen net gezet zijn, breken er alweer gevechten uit in Bria. In de weken erna laait ook het geweld in Zemio, Kaga Bandoro en Bangassou weer op. Momenteel zijn 14 van de 16 provincies in de Centraal-Afrikaanse Republiek onder controle van gewapende groepen. Terwijl de politieke crisis groeit, raakt president Touadéra steeds geïsoleerder – in hoofdstad Bangui doen zelfs geruchten over een nieuwe staatsgreep de ronde.
Nietsontziende aanvallen
Terwijl de politieke situatie steeds verandert en verschillende groepen de strijd met elkaar aangaan, is één partij stelselmatig de dupe van het aanhoudende geweld: de burgerbevolking. De inwoners van het land lijden onder de willekeurige, nietsontziende aanvallen, het in brand steken van huizen en dorpen en de angst en paniek die velen tot wanhoop drijven. Voor september 2016 was 20 procent van de bevolking (op een totaal van 4,5 miljoen inwoners) op de vlucht. Na het hernieuwde geweld zijn nog eens honderdduizenden mensen van huis en haard verdreven.
‘Mensen verschuilen zich in bossen of moerassen’
Veilig heenkomen
Mensen vluchten naar buurlanden Kameroen, Tsjaad en DR Congo of zoeken een veilig heenkomen in hun eigen land, waar ze maar kunnen. In Bangassou leven 2.000 mensen op het terrein van de katholieke kerk. In Zemio verblijven 7.000 mensen in en rond het lokale ziekenhuis. Zulke plekken zijn niet gemaakt om zo veel vluchtelingen op te vangen. Er is dan ook een gebrek aan basisvoorzieningen als water, latrines en beschutting. Omdat de mensen zo dicht op elkaar leven, is het gevaar op ziekte-uitbraken groot. Ook verschuilen veel groepen mensen zich in bossen of moerassen. Daar hebben zij nauwelijks toegang tot hulp.
Toegezegde hulp blijft uit
De bevolking heeft hulp nodig. Toch zijn de fondsen die de internationale gemeenschap dit jaar voor noodhulp in de Centraal-Afrikaanse Republiek beschikbaar maakte, afgenomen. Slechts 24 procent van de toegezegde hulp heeft het land daadwerkelijk bereikt. De wijdverspreide onveiligheid en het gebrek aan financiële middelen zorgen ervoor dat er te weinig hulp kan worden gegeven aan de noodlijdende bevolking.
Frontlinies
Teams van Artsen zonder Grenzen werken al jaren op de frontlinies in de Centraal-Afrikaanse Republiek en zijn getuige van het voortdurende conflict. Zij maken zich ernstig zorgen om het extreme geweld, veelal uitgevoerd op basis van religieuze of etnische gronden. De patiënten die zij behandelen zijn direct slachtoffer van aanvallen en hebben schotwonden, messteken of wonden door granaatscherven. Maar zij behandelen ook talloze mensen die de indirecte gevolgen van de oorlog ondervinden: kinderen met malaria die door de onveiligheid veel te laat een ziekenhuis weten te bereiken, mensen die levensreddende behandeling met aidsremmers of tbc-medicijnen onderbroken zien worden, zwangere vrouwen die ernstige bevallingscomplicaties hebben vanwege het gebrek aan zorg.
Humanitaire catastrofe
Hulp bieden is op veel plaatsen echter zeer moeilijk. Zo is het maar heel beperkt mogelijk om mobiele klinieken te organiseren buiten de grote steden of dorpen. Artsen zonder Grenzen heeft haar werk in Bangassou en Zemio zelfs op enig moment tijdelijk stil moeten leggen vanwege acuut gevaar. Ook andere hulporganisaties trekken zich, al dan niet tijdelijk, terug. Zo glijdt het land steeds verder weg, neemt de onveiligheid toe en verergert de humanitaire situatie. De gevolgen voor de inwoners zijn catastrofaal.