Amélie Delaporte
Anesthesist, specialist op het gebied van narcoseWaarom koos je voor anesthesie als specialisatie?
‘Ik wilde me aanvankelijk specialiseren in chirurgie. Na een stage in intensieve verzorging op het gebied van kindergeneeskunde ben ik van gedachten veranderd. De werking van het lichaam ging me sterk boeien, net als hoe alles met elkaar in verbinding staat: van het hart en de longen tot de nieren en de hersenen. Ook het feit dat je patiënten in slaap kunt brengen en vervolgens kunt wekken, heeft voor mij iets magisch. Elke patiënt, van koning tot arme stakker, is gelijk wanneer hij volledig op je vertrouwt.’
Waarin verschilt je werk bij ons met je eerdere werkervaring?
‘Ik ben gespecialiseerd in anesthesie en reanimatie. In België werkte ik als anesthesist in 3 Brusselse ziekenhuizen. Tot nu toe heb ik 3 missies voor Artsen zonder Grenzen gedaan: in Burundi, in Afghanistan en weer in Burundi. In de Burundese hoofdstad Bujumbura heb ik in het traumacentrum gewerkt. In de Afghaanse stad Khost ging ik 2,5 maand aan de slag op de afdeling verloskunde.’
‘In Bujumbura kregen we vooral te maken met slachtoffers van ernstige auto- en motorongelukken. Daarnaast waren er patiënten (vooral kinderen) met brandwonden, maar ook slachtoffers van mishandeling, vuurgevechten of granaatinslagen. Op de afdeling verloskunde van Khost begeleidden we meer dan 80 tot 100 bevallingen per dag! Ik heb vooral gecompliceerde bevallingen gedaan, en kreeg te maken met zaken als zwangerschapsstuipen en -vergiftiging, orgaanfalen en andere ernstige aandoeningen.’
'Binnen de missie ik was technisch adviseur voor het plaatselijk anesthesieteam. Dat bestond uit 1 anesthesist en twee anesthesieverpleegkundigen. Ik zag mezelf niet echt als hun leidinggevende. Natuurlijk moest ik beslissingen nemen, maar mijn Afghaanse medewerkers waren heel bekwaam. Ik wilde hen vooral voldoende zelfstandig laten werken, en hen bijstaan waar nodig of op weg helpen naar een eigen oplossing. Trainingen geven was ook een groot deel van mijn taak.’
Waarom wilde je voor ons werken?
‘Ik droomde er als kind al van! Ik heb er wel erg goed over nagedacht. Na 11 jaar studeren was ik op een punt in mijn leven aangekomen waarop ik me met mijn vriend wilde settelen. Maar ik besefte dat als ik nu niet op missie zou gaan met Artsen zonder Grenzen, ik mijn droom nooit meer zou waarmaken. Ik heb het er met mijn familie en vriend over gehad. We kwamen erop uit dat ik een aantal kortere missies van 6 weken als anesthesist zou doen. Het voelt een beetje aan alsof ik op de pauzeknop druk, maar dan om een goede reden, en om een erg verrijkende ervaring op te doen.’
Heb je getwijfeld of was je ergens bang voor?
‘Natuurlijk wel, maar ik heb met heel wat collega- anesthesisten met ervaring bij ons kunnen praten. Ik vond dus dat ik voldoende voorbereid was. Mijn grootste angst was dat ik het niet zou aankunnen en niet de juiste oplossingen zou vinden.’
Wat heb je geleerd?
‘Heel erg veel, zowel op persoonlijk als op professioneel vlak. Vooral het contact met de patiënten gaf me bijzonder veel voldoening. En ik heb gezien hoeveel ik voor een patiënt kan betekenen met beperkte middelen. In België hebben we machines die alles op de voet volgen en talloze katheters om de patiënt in leven te houden. Zo zouden we in Europa patiënten met een ernstige bloeding in een coma brengen en hun hartslag en bloeddruk meten via een katheter in een slagader. Met een andere katheter zouden we geneesmiddelen toedienen en nog andere lichaamsfuncties opvolgen.’
‘In onze projecten is dat niet mogelijk, en toch boeken we buitengewone successen. We moesten op zoek gaan naar een creatieve benadering, moesten de zaken anders bekijken en de patiënt nauwgezet opvolgen. Met andere woorden: terug naar de kern van anesthesie.’
Hoe was het om in een multiculturele omgeving te werken?
‘In Afghanistan heb ik altijd een hoofddoek gedragen, maar daar heb ik me helemaal niet aan gestoord. De 2 anesthesieassistenten en de anesthesist met wie ik samenwerkte (allemaal mannen), waren fantastisch. Ik dacht dat het moeilijk zou zijn om als vrouw een team van mannen te leiden, maar ze waren erg ruimdenkend en gedreven. In gesprekken met de patiënten hielpen ze zelfs vertalen wanneer de tolken er niet waren en wanneer gebarentaal niet genoeg was. Verder legden ze heel geduldig de lokale gebruiken uit. Zo leerden ze me dat een schouderklopje in Afghanistan echt ‘not done’ is. Achteraf gezien schonk het contact met de plaatselijke medewerkers me echt heel veel voldoening.’
Is er een patiënt die je is bijgebleven?
‘Ik zal Estelle nooit vergeten. Het 7-jarige meisje werd binnengebracht in ons ziekenhuis in Burundi. Ze was aangereden door een auto en had een ernstige hoofdwond. We hadden in het ziekenhuis niet de middelen om een hersenoperatie uit te voeren. Haar toestand was te slecht om haar naar een andere locatie over te brengen. Dus namen we haar op. Ze lag 7 dagen lang in coma op de afdeling intensive care en vertoonde tekenen van hersenschade. Toch probeerden we haar zo goed mogelijk te verzorgen.’
‘Ik vreesde voor een hersenbloeding of -oedeem, maar na 8 dagen werd ze als door een wonder wakker en zagen we verbetering. Ze kon niet eten, rechtop zitten of lopen, maar beetje bij beetje boekte ze vooruitgang en genas ze. Ik had de moeder al voorbereid op het ergste, maar zij was had de hoop niet opgegeven. Het was zo'n mooi moment om hen samen het ziekenhuis te zien verlaten.’