Antiterrorismewet: 'Een volmondig nee'
'Vlak voor Kerst maakte minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid, CDA) duidelijk dat hij nog voor de verkiezingen alles op alles zet om zijn zwaar bekritiseerde antiterrorismewet door de Eerste Kamer te krijgen. Dit wetsvoorstel heeft als doel om het verblijf in een door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied strafbaar te stellen, maar raakt in de praktijk vooral hulpverleners en journalisten.
Experts, inclusief de Raad van State, het International Centre for Counter-Terrorism The Hague, en de Orde van Advocaten, hebben grote vragen bij de noodzaak en uitvoerbaarheid van het voorstel. Eerste Kamerleden vroegen dan ook expliciet of de minister bereid was om het wetsvoorstel nog aan te passen en de zorgen weg te nemen.Het antwoord van de minister: een volmondig nee, omkleed in juridisch jargon.
Bekijken: persoonlijke toelichting in De Nieuws BV
Op vrijdag 12 februari lichtte Judith Sargentini in nieuwsprogramma De Nieuws BV onze bezwaren tegen de antiterrrorismewet toe en welke gevolgen deze kan hebben voor hulpverlening. Ook vertelt zij over het gesprek dat zij donderdag 11 februari met minister Grapperhaus over de antiterrorismewet heeft gevoerd. En welke punten zij daarin heeft gemaakt.
Niemand is tegen het bestrijden van terrorisme, ook wij niet. Maar dat geeft het kabinet nog geen vrijbrief om preventief de onafhankelijkheid en slagkracht van humanitaire organisaties en journalisten in te perken.Judith Sargentini
Deze wet voegt niets toe
Niemand is tegen het bestrijden van terrorisme, ook wij niet. Maar dat geeft het kabinet nog geen vrijbrief om preventief de onafhankelijkheid en slagkracht van humanitaire organisaties en journalisten in te perken. Daarnaast is de wet volgens een breed scala aan juristen en adviesorganen van zo’n ondermaatse kwaliteit, dat deze weinig toevoegt aan de al bestaande strafrechtelijke mogelijkheden. Piet Hein van Kempen, hoogleraar straf- en strafprocesrecht aan de Radboud Universiteit, schreef hierover: „De verblijfsstrafbaarstelling als zodanig en in elk geval de reikwijdte ervan is niet wezenlijk noodzakelijk en evenmin proportioneel.”
Niettemin zijn de gevolgen van de wet principieel en in de praktijk ingrijpend. Hulporganisaties worden erdoor gedwongen om toestemming te vragen aan de minister voordat ze afreizen naar ‘terroristische’ crisisgebieden. Risico’s voor hulpverleners zullen door deze wet toenemen; het is voor hun veiligheid immers van belang dat ze gezien worden als neutraal en onpartijdig. Zodra de Nederlandse overheid – zelf ook partij bij meerdere oorlogen – bepaalt of je hulp mag leveren of niet, is die hulp per definitie niet meer onpartijdig.